Wij vieren de Iconen

Door Mieke Gerritzen

Dit artikel verscheen in april 2016 in een bijlage van De Groene Amsterdammer ter gelegenheid van het Jherominus Boschjaar, en gaat over de exploitatie en herbeleving van kunst en kunststromingen uit het verleden.

Een uniek kunstwerk kan een icoon worden als het door miljoenen mensen wordt gedeeld. De Mona Lisa, het beroemde schilderij van Leonardo Da Vinci dat in het Louvre te zien is, wordt collectief herinnerd als waardevol erfgoed, door talloze mensen herkend en belangrijk geacht. Massaal trekt het volk naar Parijs om het schilderij in het echt te bewonderen. De bezoeker voelt zijn hart sneller kloppen wanneer hij dichter in de buurt komt van het orgineel. In het museum wordt de spanning langzaam opgevoerd op de route naar het topstuk. Het avontuur begint al bij de kassa, waar je plaatsneemt in een enorme rij wachtenden die zigzag door de hal beweegt. We kennen dit soort taferelen ook in Amsterdam. Bij het Van Goghmuseum staat naast de rij een ijsstalletje om de mensen te voorzien van een versnapering tijdens het wachten. De lange sliert mensen bij het Anne Frank Huis is niet meer weg te denken uit het straatbeeld, er hebben zich inmiddels vele bedrijfjes gevestigd om de beleving compleet maken met souvenirs. Het erbij zijn, ertussen staan, het meemaken, en uiteindelijk de foto van jezelf op dé plek behoren tot de hoogtepunten van een toeristische attractie. Maar eenmaal aangekomen in het met camera’s volgehangen zaaltje van het Louvre, kun je met een beetje geluk een glimp opvangen van de Mona Lisa tussen de fotograferende en appende bezoekers. Het is dringen voor het kogelvrije glazen pantser waarachter het schilderij staat opgesteld. In het Louvre bereiken de meesten het moment van de selfie met de Mona Lisa niet en nemen genoegen met een foto van de fotograferende massa.

De Mona Lisa zorgt ervoor dat het Louvre het meest succesvolle museum ter wereld is. Een object als de Mona Lisa is beroemd geworden vanwege plagiaat, zoals de vele merchandising, maar ook de kunstenaars die met het beeld aan de haal zijn gegaan waaronder Marcel Duchamp in 1919, Salvador Dali in 1954 en Andy Warhol in 1963. Ook het feit dat het gestolen is geweest in 1911 draagt bij aan de roem. Toch is een kritische analyse vanuit deze reputatie en de daarmee verworven economische positie van het kunstwerk nooit eerder gemaakt. Niet het schilderij zelf en de wijze waarop het is geschilderd is van belang voor deze uiteenzetting maar de levensloop en de bijbehorende status van het kunstobject. ‘Monaliseren’ zou het nieuwe werkwoord kunnen zijn voor een fenomeen dat we steeds vaker tegenkomen in de cultuur: het verbinden van een wereldberoemd icoon met het verdienmodel dat daaruit volgt. Vanuit een economisch perspectief vertegenwoordigt dit idee een hybride tussen globaliseren en monetariseren. De werkwijze van ‘monaliseren’ is afgeleid van de moderne beeldcultuur: crowdsourcing, samenwerken, commentaar geven, delen, volgen, aanpassen, scratchen, vervormen en liken. ‘Monaliseren’ staat voor een democratisch proces waarbij een miljoenenpubliek in actie komt rondom een cultureel object. Op verschillende manieren wordt er gebruik van gemaakt; actief en passief, maar ook creatief. Dit is waar ‘monaliseren’ over gaat, het exploiteren van een democratisch proces. Het verschijnsel zien we bij de Mona Lisa, maar ook, welliswaar kortstondiger, bij de memes die vaak onderdeel zijn van de social media.

Het vercommercialiseren van de historische iconen lijkt een toeristische aangelegenheid, maar dat klinkt negatief en sluit interessante beschouwingen uit. Het bereiken van het grote publiek hoeft namelijk niet automatisch te betekenen dat kunsticonen niet meer interessant zijn en er afstand wordt genomen van het intellectuele debat. De exploitatie van een icoon hoeft geen louter financiële uitbuiting te betekenen, maar kan ook een startpunt zijn voor een nieuwe cultuur. Nieuwe kunst maken die iconisch wordt is erg moeilijk in deze tijd waarin we overladen zijn met beeld. Het verschil tussen deze en de vorige eeuw is groot. Een nieuwe generatie leeft in de media en voor haar zijn de beroemde beelden uit de kunst en cultuur gewoon kunstenaarsmateriaal, of er nu wel of geen copyright op zit. Ze Googelen en werken met gevonden beelden van de online platforms. Ze bewerken en hergebruiken de beelden die er al zijn. Kunst verandert, wordt onderdeel van de media en verliest de elitaire status die het had in de vorige eeuw, waar het vooral een reflectief doel diende.

Ook het Stedelijk Museum worstelt met dit soort zaken. Het museum probeert 21ste-eeuwse kunst op een 20ste-eeuws voetstuk te plaatsen. Dat lukt eigenlijk niet, want de vluchtige, vaak nieuwe digitale esthetiek past niet goed in een klassieke museale omgeving. Democratisering van kunst veroorzaakt een explosie van online beeldproductie, die meestal weer zichtbaar wordt binnen diezelfde kanalen van de media. Hoe de relatie zich zal ontwikkelen van de digitale producties richting de fysieke ruimte is één van de grote experimentele vraagstukken voor deze eeuw. Het ultieme doel is echter niet de kunsttentoonstelling in het museum of de gallerie waar de genodigden met een glas witte wijn op de opening staan en een potentiële verzamelaar mogelijk belangstelling toont voor het werk. Die tijd is voorbij. Nieuw werk wordt door de democratische media de hemel in geprezen of de grond ingeboord. Kunst vormt daarbij geen uitzondering.

Toen Richard Dawkins in The Selfish Gene uit 1976 de structuur van memetica uit de doeken deed, ging het vooral om de evolutieleer van cultuur en sociale gebruiken. In de memetica ontstaat van iedere tastbare vorm van cultuur, stapje voor stapje een nieuwe vorm, omdat het (her)gebruik ervan of begrip erover onderhevig is aan veranderingen; eenieder die zich ermee inlaat doet dat vanuit een eigen, individuele positie en verandert er iets aan. Cultuur is dus in beweging, of eigenlijk ‘in ontwikkeling’, omdat we als kijkers en gebruikers de neiging hebben onze persoonlijke bijdrage te geven, cultuur te personaliseren. Hiermee blijft herkenbaarheid gewaarborgd, en voegen we er, generatie na generatie, een persoonlijke emotionele lading of nieuwe betekenis aan toe. De meme, zoals we deze tegenwoordig vaak tegenkomen is een verschijnsel dat zich razendsnel verspreid in de media en de sociale netwerken en wordt opnieuw geïnterpreteerd door miljoenen mensen.

Met de digitale revolutie van de afgelopen 25 jaar is het plotseling mogelijk geworden om de memetica in volle vaart te aanschouwen. Het is van belang voor de kwaliteit van onze hedendaagse cultuur om de systemen achter de populaire rankingformules, retweets en clickbait, die veelal online worden gevormd, te begrijpen. ‘Monaliseren’ is een methode die haar basis niet in de traditionele economie vindt, maar in het gedrag van de massa. Beelden zijn in waarde veranderd. Het lijkt alsof de beeldherhalingen die Andy Warhol van Marilyn Monroe maakte, een voorbode waren voor de digitale tijd en de manier waarop we helden, merken en cultuuriconen zijn gaan vereren, of dat nu een bekend logo van een huishoudelijk merk is of een portret van een wereldleider. Het lijkt zelfs niet onwaarschijnlijk dat het eerste softwarepakket van Photoshop in 1990 gebaseerd is geweest op het werk en de methode van Andy Warhol.

In het vage gebied tussen kopie en plagiaat is beeld immers eeuwig opnieuw te interpreteren: met de talloze online programma’s kunnen we beelden inmiddels eenvoudig naar onze hand zetten, aanpassen en vervolgens verspreiden. Het tijdperk van de beeldinflatie is aangebroken. De maatschappij heeft de kunstschatten opgeslokt en via het internet krijgen we ze in nieuwe vorm weer terug. Kunst en cultuur zijn geen eenrichtingsverkeer meer van musea en erfgoedinstellingen die iconen presenteren vanuit statige gebouwen. Toch bouwen de superrijken van deze wereld, verzamelaars, die eigenaar zijn geworden van de orginele kunstwerken uit de 20ste eeuw, ieder hun eigen ‘Louvre’. Overal ter wereld groeien de private musea als paddenstoelen uit de grond. Maar tot op heden presenteren ze allemaal dezelfde kunstenaars als Warhol, Kiefer, Koons en Hirst. De vraag wie van hen de status van de Mona Lisa zal krijgen laat nog even op zich wachten.

De twintigste eeuw was een paradijs vol artistieke productie en een rijkdom aan nieuwe stijlen, stromingen en supersterren. Kunst is reproduceerbaar geworden. De tijd dat het orgineel exclusief was ligt achter ons. Automatisering verandert de maatschappij en kunst verandert mee. Niet het vertonen van de kunstwerken die we toch al kennen, maar herinterpretatie wordt de uitdaging. We verdiepen en bewerken de grootheden uit de vorige eeuw(en). Er ontstaat een nieuw soort auteurschap waarbij de kunstenaar zich niet isoleert of zich louter in zichzelf verdiept, maar onderzoek, kennis en fascinaties loslaat op bestaande concepten of objecten. De kunstenaar bouwt verder op de geschiedenis van iconen en stijlen met nieuwe technologie. In de jaren negentig kwam de remix op in de muziek en het was niet uitgesloten dat deze een groter succes werd dan de hit waar het nummer op was gebaseerd. Het terughalen, verdiepen en bewerken zien we nu opkomen in alle vormen van kunst. Het ‘monaliseren’ van de iconen leek een ordinaire verkoopstunt, maar groeit uit tot een nieuwe experimentele vorm van kunst. Van re-enactments tot aan compleet nieuwe bewerkingen van bijvoorbeeld het schilderij De Tuin der Lusten van Jeroen Bosch door hedendaagse kunstenaars die werken met de nieuwste technologiën. De parels uit het verleden maken een nieuw terrein van culturele innovatie toegankelijk en het publiek kijkt zijn ogen uit.